Jonge Friezen trekken naar het Westen, terwijl steeds meer Randstedelingen naar het Noorden verhuizen. In Bildtse Bluf vertellen ze zelf er zelf over, deze keer over rust.
Hoi Anneke!
Gaat het alweer wat? Gesnotter verdwenen? Er heerst kennelijk, ook in Fryslan, zo’n soort zomerverkoudheid, want op ‘t Bildt hadden wij er thuis ook een paar dagen last van. Loopneuzen.
Omdat mijn knie aan vervanging toe is – gewricht is op, door slijtage als gevolg van bijna dagelijks hardlopen, wat dus niet in alle opzichten zo’n goeie bezigheid is – moest ik voor een 3D kniefoto naar Woerden, bij Utrecht.
Was binnen een minuut gepiept en ik dacht: ik rij even door naar Den Haag, een paar oude vrienden opzoeken. Altijd leuk. Op de terugweg naar Friesland, halverwege de Afsluitdijk dacht ik: merkwaardig hoe honkvast sommige mensen zijn. Zo geworteld in hun vertrouwde geboortegrond. De rest van de wereld vinden ze maar eng.
Hoe zou dat komen?
Zelf heb ik daar totaal geen last van, voor mij geldt eerder het omgekeerde. In alle hoeken van de wereld heb ik gewoond. In the America’s, in het Midden-Oosten en later ook in het Verre Oosten. Nergens langer dan vijf jaar. Zodra ik ergens te lang ben, dan moet ik weg. Een soort onrust. Ik moet dan geregeld denken aan dat gedicht van Gerrit Komrij. Die schreef:
Mijn leven volgt een zonderling patroon.
Want waar ik heenga voel ik me niet thuis
En waar ik thuis ben wil ik telkens weg.
Ik kom er op doordat mijn Haagse vrienden mij, bij zo’n kort bezoekje aan mijn geboortestad, aldoor vragen: wat moet je toch in dat malle Friesland? Zo ver weg! Wat zoek je daar toch, in het Noorden?
Dit lijkt de kernvraag: wat zoek ik hier, in Friesland?
Ik denk dat het de rust is, nu ik een dagje ouder word, al voel ik me twintig. Dat in Friesland de mensen je niet constant op de lip zitten, of je aldoor voor de voeten lopen, dat Friezen ook anderen hun ruimte gunnen, de kalmte, de rust. Dat de dagen hier nooit beginnen met herrie, maar met stilte. Geen matineuze vuilnisauto’s, geen glasbakken-legen om halfzeven, geen lawaaiige bladblazers.
Ik ben in Friesland nog nooit wakker gemaakt door autokabaal, in Den Haag elke dag. Dat eeuwige, standaard-gedonderjaag van allerlei gehaaste types. In Friesland hoor je het water kabbelen, soms raast de wind om het huis en je hebt hier vooral vogelgeluiden, dat je je bijna vanzelf gaat afvragen: welke vogel is dat nou weer?
Het is moeilijk uit te leggen, maar ook werkend-Friesland is in de kern eigenlijk heel Zen. Kijk eens bij de boeren hier: hoe ze rustig hun gangetje gaan. Niks drukte. Friezen laten zich niet gek maken.
Laatst ben ik op een doordeweekse ochtend op de zeedijk gaan zitten, in Wierum. Doodstil. Je hoort er niets! Enkel af en toe een vogel. Ik vind dat bijna ontroerend: de ontdekking dat zoiets in Nederland nog bestaat.
Als ik dan even later bij Holwerd al die mensen zie staan met hun bagage, al die toeristen die massaal wachten om met zo’n veerboot over te mogen naar Ameland, dan huiver ik. Hoe ze allemaal met hun pestherrie naar die boot toe komen! Dan denk ik: niks voor mij. Kuddedieren. De Zwarte Haan, de dijk van Vijfhuizen, of van Wierum: dat zijn mijn plekken. Daar is niemand! Hooguit een enkeling.
Ik zeg: hou onmiddellijk op over de Lelylijn! Laat ze in hemelsnaam in de Randstad blijven met hun gekte en hun herrie. Geloof mij: met zo’n Lelylijn haalt Friesland een Paard van Troje binnen! Friesland moet zo’n importkabaallijn helemaal niet willen. Het diesellijntje door de
weilanden van Sneek naar Franeker, eventueel door naar Harlingen. Da’s nou Friesland ten voeten uit. Friesland in z’n eigen tempo.
Friesland kan beter zichzelf blijven, want gewoon op z’n onverstoorbare alledaags is Friesland op z’n allermooist.
Mijn trouwe, openhartige Friese correspondentievriendin Anneke, in mijn Den Haag: natuurlijk snap ik jou ook! Jongelui vol energie willen aan de slag. Die willen de wereld verbeteren en daar maakt Friesland, ik geef het toe, niet zoveel haast mee. Diepfriezen hebben genoeg aan zichzelf. Het ontbreekt er voor veel jongelui aan moderne dynamiek, aan slagvaardigheid. Voor hen gebeurt er net te weinig.
Maar vraag je mij: waar zit je liever? Op de patatboulevard van Scheveningen waar uit alle open portieren van foutgeparkeerde auto’s elke avond keiharde Berber-muziek galmt, of op de Bildtse zeedijk, waar je alleen zeehondjes hoort piepen en waar verder niemand is? Dan hoef ik niet lang na te denken!
Heb je je daar al aangepast aan het Randstedelijke tempo? De ‘drive’ van het Westen? Bevalt het nog? Of verlang je soms stiekem ook wel naar je heitelân?
Nou, zo kan ie wel weer! Dikke groeten uit je wondermooie, stille Fryslân van je toegenegen
Jos
Ha die Jos,
Zo langzamerhand wordt onze brievenwisseling bijna filosofisch! Gelukkig ben je dan bij mij aan het juiste adres: ik houd er wel van! Deze week gaat het gelukkig alweer stukken beter, dus hier nog wat aanvullingen op eerdere gedachten, en wat nieuwe.
Om in te haken op de overdenking over het soms gesloten karakter van Fryslân: ik denk dat de mens – uitzonderingen daargelaten, bewijs jij wellicht – van nature niet van verandering in de naaste omgeving houdt. Dat wat we kennen, daarvan weten we wat we eraan hebben. Dat is veilig, vertrouwd. Heb je ooit iemand horen zeggen, over iets wat ze als positief ervaren en zich mee identificeren,
‘Dat deden mijn ouders voor mij, en hun ouders voor hen’ gevolgd door ‘dus gaan we dat helemaal anders doen’? Nee. Dat wil je behouden. En gooi daar nog het prachtige ruwe, eigenwijze en enigszins conservatieve karakter van een Fries tegenaan. Onze Fryske tradities, sporten en evenementen zijn daar onderdeel van, maar ook zeker onze taal. En we verbeteren wel, maar we verbeteren meer met het oog op behouden dan veranderen.
Ik moet wel zeggen, je verhaal over de Frysk-sprekende werklieden is pijnlijk herkenbaar. Ik maak mezelf er ook vaker schuldig aan dan ik zou willen. Ja, het heeft iets asociaals en nodigt niet uit tot verbinding, je hebt helemaal gelijk.
Het gebeurt vaak onbewust, en omdat het zo enorm onnatuurlijk is en moeite kost om Nederlands te spreken met iemand wanneer je elkaar ‘in het Frysk’ kent. Eigenlijk heb ik slechts één persoon, een goede vriendin, met wie ik heel natuurlijk kan switchen.
En dat is omdat we samen aan het begin van ons ‘leren kennen’ in Groningen bewust hebben besloten dat wij in het Nederlands wilden communiceren. Ook als we samen op pad zijn, spreken we Nederlands. Alleen als we in Fryslân zijn, of in exclusief Frysk-sprekend gezelschap, gaan we over in het Frysk.
Je vraagt hoe ik omga met de ‘drive’ van het westen. Je hebt uiteraard gelijk: ik heb die als jonge burger natuurlijk bewust opgezocht. Mijn oversteek naar het westen is ingegeven door ambitie, nieuwsgierigheid en FOMO: fear of missing out. Maar die ‘drive’ is natuurlijk ook de boosdoener in het snelle leven en de drukte in de agenda’s.
Je bereikt misschien veel, maar echt tijd om stil te staan bij de resultaten of de vraag of je nog wel op het goede pad naar je eigenlijke doel? Die is niet ingebouwd. Zoals ik eerder vertelde lukt het steeds beter om ‘mijn’ middenweg daarin te vinden. En een belangrijk onderdeel daarvan is een regelmatige terugkeer naar het Heitelân.
Juist daarom ook heel leuk om te lezen dat jij ook regelmatig nog in het Haagse bent. Kun je jouw Randstedelijke vrienden dan ook overhalen, om bij jullie de rust te komen ervaren?
Ik sluit deze brief weer af, in afwachting van jouw antwoord en natuurlijk de hertelike groetnis uit Den Haag,
Anneke