Jonge Friezen trekken naar het Westen, terwijl steeds meer Randstedelingen naar het Noorden verhuizen. Bij Omroep Zilt hoor je hun ervaringen in Bildtse Bluf.
Friezin Anneke Hilverda (1994) ruilde in 2020 het noorden in voor de Randstad. Ze is daar rijksambtenaar. De ‘grutte stêd’ lokte: ze vermoedde er kansen die haar Heitelân niet biedt. “Ik wilde mezelf die kansen niet ontnemen.” Het bleek een goede zet.
Dat geldt ook voor Hagenaar Jos van Noord (1950). Hij is al een halve eeuw journalist, woonde als correspondent in alle hoeken van de wereld, kwam tenslotte terug, maar kon niet meer tegen Den Haag. Ruim twee jaar woont hij nu in Fryslân. “Had ik eerder moeten doen!” Hij schrijft erover naar Anneke:
Beste Anneke!
Groetnis, zoals jullie zeggen in het Noorden, dus mijn grote groetnis uit jouw prachtige Fryslan, dat eerst. Ik mag altijd graag beginnen met het leukste. Die wijdse stilte hier, fantastisch! Het stemt mij gelukkig. Ruimte geeft lucht, in je hoofd ook. Die oorverdovende rust aan onze wondermooie Waddenkust!
We voelen ons al aardig thuis, hier op ‘t Bildt in Noordwest-Friesland, aangespoeld kleiland. Vanaf de zestiende eeuw omdijkt door Friezen samen met Hollandse ‘gastarbeiders’. Zou dat er mee te maken hebben dat familienamen als Pijnacker en Wassenaar hier zoveel voorkomen? Zelf zijn wij hier als westerse vluchtelingen ook min of meer bij toeval aangespoeld…
Heb jij het ook wat naar je zin, daar in Den Haag?
We zijn erg benieuwd hoe jij je dagen doorkomt. Ik doel dan vooral de dagen dat je niet aan het werk bent voor onze nationale overheid, waarmee ze in jouw mooie Friesland nou niet zo heel veel op hebben…
Laat me je vertellen over die magnifieke stilte, hier aan de rand van Oudebildtzijl! Ik bedoel: dat je ‘s ochtends wakker wordt van de vogels en de wind die fluiten om het huis…dat je wakker wordt zoals het eigenlijk hoort, in gelukszalige ochtendkalmte.
Geen matineuze bladblazers of vuilniswagens, geduvel in het portiek, het leeggooien van de glasbakken en ander gemeentelijk gedonderjaag, niks daarvan. We horen een haan die kraait, zeemeeuwen die krijsen en dan om acht uur wordt de stilte even doorbroken door de kerkklok, van de Oudebildtdijk waar aan een drooglijn bij een vrijwilligster thuis alle gewassen shirtjes van de FC Ouwe Syl wapperen in de wind.
Het dorpse leven bevalt ons prima! De mensen zijn bijna zonder uitzondering vriendelijk en behulpzaam, spontaan op het hartelijke af en iedereen zegt elkaar ook gedag! Dat is nog eens wat anders dan de Rampstad, waar ze je bij zo’n groet zouden aankijken met een gezicht van ‘Moet je soms wat van me?’
We gaan hier natuurlijk niet afgeven op Den Haag, maar we realiseren ons hier wel, eens te meer eigenlijk, waarvoor we zijn gevlucht.
Ik noem nog maar eens wat: de ruimte!
Parkeren kunnen we hier eigenlijk altijd, thuis pal voor de deur. Altijd plek! Ook bij de supermarkt – en de keus is hier minstens zo uitgebreid als in de Randstad.
Nog tijdens corona hebben we in ons nieuwe huis natuurlijk ook een kleine housewarming gedaan, voor de dichtste buren en ook de vroegere bewoners van ons huis kwamen. Die verkochten hun huis met hartzeer, om naar een verzorgingsflat te gaan. Een vriendin uit Harlingen bracht haar accordeon mee, een Thaise vriend kookte een heerlijk Aziatisch diner.
Maar nu jij! Heb jij het als Friezin ook wat naar je zin in Den Haag? Waar zitten de opvallendste verschillen? Ik kijk er al naar uit om van je te horen!
Grote groetnis, intussen uit Ouwe Syl, van Jos
A goeie Jos,
Wat leuk om op deze manier van je te horen en elkaar te leren kennen. Groetnis terug! Je begon je brief met dat wat ik bij vlagen enorm mis: de stilte, zowel wijds met lange ij als weids met korte ei. Ik ben geboren en getogen in Reitsum, waar de familieverjaardagen nog steeds worden gevierd in dezelfde woonkamer als waar ik geboren ben.
Mijn leefomgeving is 28 jaar later 180 graden gedraaid: een studioappartement op vijfhoog, in het midden van de driehoek van de Schilderswijk, Transvaal en Laak. Groen is schaars en van een wijds uitzicht is zeker geen sprake. En toch is dat appartement, dankzij de goed geïsoleerde nieuwbouw, mijn eigen kleine oase. Ik voel me er fijn.
Wat ik minder mis is de sociale controle van het ‘ons kent ons’. Zou dat ook nog iets met ons verschil in levensfase te maken hebben? Ik vind het anonieme van de stad fijn. Dat is voor mij ‘rust’ in een andere vorm: mezelf kunnen ontplooien zonder dat iedereen daar via via vanaf weet of een mening over heeft.
Ik geniet daarnaast van al die verschillende soorten mensen, al begrijp ik uit je brief dat jij in Fryslân ook in divers gezelschap bent! ’s Ochtends al hardlopend door Laak zie ik vaders en moeders met allerlei verschillende culturele achtergronden hun kroost naar school brengen.
De meesten knikken vriendelijk als ik op de stoep passeer. Niet ‘alle amerijen’, oftewel elke keer, vocaal te moeten groeten komt me eigenlijk prima uit met een hartslag boven de 160. Het is overigens wel elke keer een uitdaging om een fijne route te vinden zonder al te veel stoplichten. Over die stoplichten gesproken, het auto-tot-ruimte-ratio is hier inderdaad eufemistisch gezegd, ‘krekt wat oars’, een beetje anders.
Zelf heb ik hier gelukkig geen auto, ondanks dat Den Haag dé autostad van Nederland is. Los van het feit dat ik die auto ergens kwijt zou moeten: die rijstijl van de Randstedelingen, Jos. Daar moet ik wel aan wennen. Hier bij het plaatselijke kruispunt past één op de twee automobilisten de verboden ‘u-bocht’ met alle liefde toe, ook in een vrachtwagen met een te grote draaicirkel. En men weet de claxon ook erg goed te vinden.
Je vroeg naar mijn leven buiten mijn werk voor Nederland. Sport is een belangrijke uitlaatklep en manier om mezelf fysiek en mentaal gezond te houden na hectische dagen gevuld met strategisch communiceren en me een weg banen door de politieke dynamieken. Ik ben zo’n vijf dagen per week ofwel in de sportschool ofwel buiten al hardlopend te vinden.
Mijn sportschool is een belangrijk deel van mijn sociale leven: we trainen daar in groepslessen en veelal in internationaal gezelschap. Onderling wordt veel Engels gesproken, één van mijn lievelingstalen. Hoe staat het eigenlijk met jouw noordelijke talenkennis, Jos? Dat Arabische is prachtig, maar daar hebben zeker de diep-Friezen natuurlijk geen boodschap aan. Heb je al een diploma van de Afûk?
Die bewuste sportschool zit overigens letterlijk op twee minuten lopen. Dat is dan ook één van mijn favoriete dingen van het stadse leven: het gemak dat ‘alles dichtbij’ heet. Eerder dit jaar ging ik last-minute met vrienden uit het Noorden naar Vrienden van Amstel Live, in Ahoy. Dat ik dan na een werkdag op kantoor in Rotterdam na drie metrostops ‘te plak’ ben en na afloop binnen een uur thuis, terwijl zij drie uur moeten autorijden en een hotelovernachting moeten boeken.
Ook mooi: heerlijk voor- en hoofdgerecht bij een restaurant, maar minder aantrekkelijke keuzes bij de nagerechten. Dan reken je halverwege af, loop je 200 meter naar Het Plein, en bestel je daar op het terras je lievelingsdessert. Kan gewoon!
Waar ik het meest aan moest wennen is toch wel de snelheid van het leven hier. Juist omdat alles kan, bekruipt je ook gauw het gevoel dat alles moet, en wel nu. Om je heen zijn altijd mensen in beweging.
Ik kan goed voorstellen dat dat is wat jullie ‘weggejaagd’ heeft, maar ik ben toch ook wel benieuwd of je de stad niet af en toe mist, en wat dan precies. Het stadsleven zal je in een eerder stadium ook goede dingen gebracht hebben. Dingen die in Fryslân lastiger te vinden zijn. Verveelt die magnifieke stilte niet, af en toe?
Hertlike groetnis terug uit Den Haag en tot schrijvens,
Anneke