Automobilisten in onze regio lijken gaandeweg steeds meer moeite te hebben met hun vingers. Met het optillen ervan.
Ga je met je auto op de dijk helemaal aan de kant zodra zo’n tegenligger met te groot licht komt aanrijden, of je duikt snel even zo’n parkeerhaven in als ze je met hun gigatraktoren tegemoet denderen, dan kan zelfs zo’n klein bedankgebaar er soms al niet meer van af.
Overal aandacht voor, vooral voor hun eigen haast, maar doorgaans niet voor de automobilist die gulhartig ruim baan geeft.
In het gunstigste geval komt er op het stuur nog even een vingertje omhoog. Ik hoor het ook om me heen, heel jammer: staat in Fryslân de mienskip op de helling?
Frysk dit en Frysk dat, mooi allemaal. De Fryske taal, kaatsen en zeilen en wat hebben we nog meer. Geen bal ooit gekaatst, nog nooit gezeild. Op de taal doe ik m’n best, maar het voelt als folklore, want nog geen tien procent spreekt hier Fries. Daarvoor kwamen wij, eerlijk gezegd, ook niet naar Fryslân
Wij kwamen hier voor de warme Friese burgerzin, voor de saamhorigheid, de onderlinge verbondenheid. Wij kwamen kijken of wij daar tussen passen, erbij mogen horen, misschien zelf ook iets kunnen bijdragen aan alle vriendelijke hulpvaardigheid.
Raakt dat in verval dan volgt de rest vanzelf. In geen enkele andere hoek van ons land lijkt de afstand tussen burger en overheid groter. Hier bijna onoverbrugbaar.
Friezen weten het al eeuwen: op de overheid hoef je niet te rekenen en in de Friese gemeenteraden vertegenwoordigen die zogenaamd gekozen raadsleden nauwelijks de helft van de bevolking!
De andere helft van het kiesvolk vertrouwt politici sowieso niet meer en blijft bij de verkiezingen dus gewoon weg.
Wat doen die halfgare volksvertegenwoordigers daar aan? Niets! Vraag gewoon eens aan een willekeurige voorbijganger wie er in zijn of haar gemeente de dienst uitmaken! Ik durf zomaar te wedden dat de meeste aangesprokenen het antwoord schuldig blijven. Of schouderophalend doorlopen.
Het aardige van Fryslân is dat de mensen het hier dus ook niet op het lokale bestuur laten aankomen. Friezen regelen hun dingen zelf wel, in hun eigen buurt of woonomgeving.
In mijn Bildtse straatje vond ik daar al heel wat interessante voorbeelden van.
Die onderlinge band, al dan niet uitgesproken of gereguleerd, precies dat is de kracht van Fryslân.
Friezen kennen elkaar, niemand voelt zich beter dan een ander. Friezen weten precies wat ze aan elkaar hebben, groeten elkaar en minachten niemand, behalve de bestuurlijke elite, die zich boven de bevolking verheven voelt.
Daarom maak ik me zorgen, als zo’n klein gedag- of bedankgebaartje bij het passeren uitblijft, als ik met m’n autootje weer eens aan de kant ben gegaan om mijn tegenligger alle ruimte te geven, op de zeedijk of op zo’n smalle modderweg.
In de meeste gevallen komt er alleen nog een moeizaam vingertje omhoog van het stuur, zodra ik in het voorbijgaan m’n hand opsteek.
Ik mis de ferme handgroet van weleer, betrap me er op dat ik daardoor zelf ook minder spontaan groet, zoals ik me dat hier eerder gewoon maakte.
Van mij dan ook maar een vinger. Mag zo’n lompe tegenligger zelf bedenken welke.
Reageren? Graag! Email naar j.vannoord@omroepzilt.nl