
Vanaf vandaag leest u iedere zaterdag de Uitgesproken mening van Jos van Noord. Deze week is hij Uitgesproken over twee Marsumers op een terrasje bij de bakker.
Bij bakker Wijnsma in hartje Stiens zaten van de week twee zwarte asielzoekers aan de koffie op het winkelterrasje. Ze aten er de geroemde zoute stengels van de banketbakker bij.
Ik kwam er een taartje kopen voor onze jarige buurvrouw, en ik vroeg ik in het voorbijgaan of die stengels lekker waren. Ja, ze waren lekker. Dus toen vroeg ik, bereisde kaaskop die ik ben, waar zij vandaan kwamen. Marsum, was het antwoord, kortaf. En voor Marsum? wilde ik weten. Afrika, nog korter af.
Luister hier naar de Uitgesproken column:
Het was tegen hun zere benen, dat werd mij meteen duidelijk: de jongelui hadden geen zin in dit soort discriminerende vragen van zo’n akelige racist als ik. Nou moet je weten: zelf ben ik de allochtoon ten voeten uit.
In Cairo, hartstikke Afrika, woonde ik ruim vijf jaar als correspondent van de grootste krant van Nederland. Iedereen daar noemde mij de ‘ghawaga’, de buitenlander. Ik mag niet overdrijven, maar in de Egyptische hoofdstad werd mij op straat toch wel zeker tien keer per dag gevraagd waar ik vandaan kwam. ‘Min Holanda!’ zei ik dan opgewekt.
Mijn opvolger kwam en de krant stuurde mij voor vijf jaar naar Bangkok, weer een geweldige ervaring. ‘Falang, falang!’ riepen Thaise kinderen mij op straat dagelijks na: ‘Buitenlander!’
Sommige Thai noemden mij luidkeels ‘tangchat’, ook wel ‘tangdaow’, enge vreemdeling! Thaise mensen zagen mijn witte neus en vroegen dan prompt, ik schat toch wel zeker vijftien keer per dag: Ma chak nai? Waar kom jij vandaan?
Nu woon ik in Friesland en mijn Thaise partner geeft hier zwemles aan Friese kinderen, soms ook aan diepfriese volwassenen. Hun eerste vraag is doorgaans: waar kom jij vandaan? Dat is toch geweldig! Zo’n vraag verraadt menselijke belangstelling voor een ander, voor diens herkomst, warme interesse in andermans cultuur.
Wij hebben er totaal geen moeite mee, wij vinden dergelijke vragen juist fijn, want wij zijn blij met de belangstelling, trots op onze herkomst en wij hebben niets te verbergen.
Laten we nou in hemelsnaam een beetje vriendelijk blijven naar elkaar.
Ik weet niet wie onze asielzoekers zo adviseert, maar zij krijgen kennelijk te horen dat Nederlanders egoistische racisten zijn. Mij valt de laatste tijd op dat niks goed is: het eten is niet goed, het daggeld niet genoeg, de toiletten zijn niet schoon, de bus rijdt niet op tijd, wij doen niks goed of het deugt niet.
De landen waar zij vandaan komen, heb ik voor mijn krant als journalist dikwijls bezocht. Onderweg waren nergens toiletten. Waren die er wel, dan zagen ze er doorgaans precies zo uit als in Ter Apel. In die landen moest ik ook vaak genoeg buiten slapen. Het duizendsterrenhotel, zo noemden wij uitgeslapen persmuskieten dat.
Tegen echte asielzoekers en oorlogsvluchtelingen zeggen wij van harte ‘welkom’! Is het onze schuld dat zij hier naartoe kwamen? Ik laat mij door Amnesty, door VluchtelingenWerk, door Artsen Zonder Grenzen of door het Rode Kruis geen schuldcomplex aanpraten!
Reageren? Graag! Mail naar jos.vannoord@omroepzilt.nl