Honderd jaar nadat de sloten in de bossen van Terschelling gegraven zijn, worden ze weer dichtgegooid. Zo moet het eiland meer water vasthouden en beter bestand worden tegen verzilting.
“We willen vooral dat het water langzamer wegstroomt”, vertelt Joeri Lamers van Staatsbosbeheer. Daarom rijden sinds vorige week kranen door de bossen die de sloten dempen.
Komende maanden schrapen die het zand van zo’n vier kilometer aan oevers. “De sloten zijn honderd jaar geleden gegraven, allemaal met handkracht. Dus het zand dat eruit is gekomen is niet ver weggevoerd.”
Op de meeste plekken kan dus hetzelfde zand zo weer de sloten in. Als alles klaar is, zijn dat een soort lage greppels.
“We maken het zo dat het water in extreem natte periodes nog wel weg kan stromen”, vertelt Lamers. Maar doordat het langzamer stroomt, zakt er eerst meer in de grond weg.
De bossen en duinen worden dan een soort natuurlijke spons, zegt de boswachter. “Dan vul je de watervoorraad van het eiland aan, daar heeft de natuur op lange termijn veel meer profijt van.”
En niet alleen de natuur. “Hoe meer water we vasthouden, hoe meer je op het eiland beschikbaar hebt.” Daar hebben bijvoorbeeld ook de boeren op het eiland profijt van, of het kan gebruikt worden als drinkwater.
Vandaar ook dat het hele project vanuit Brussel gefinancierd wordt. “Je kan de leefbaarheid van het eiland vergroten”, zo zegt Lamers.
Eerder werd het duingebied van Terschelling al aangepakt. De tweede en laatste fase in de bossen moet maart volgend jaar klaar zijn.