
Een kaatsbal door de Olympische luchten van Parijs, had dat gekund? Waarschijnlijk hadden de kaatsers die deelnamen aan de Olympische demonstratiewedstrijd op 10 juni 1928 het wel mooi gevonden.
Toch hadden zij destijds een ander doel voor ogen. Ze wilden het kaatsen nationaal op de kaart zetten en de rest van Nederland enthousiasmeren voor die onbekende, Friese sport.
Want onbekend, dat was het kaatsen destijds. ‘Massale beoefening van het kaatsen vindt tot dusverre alleen nog in het land van plassen en weiden plaats’, schreef de Rotterdamse krant de Maasbode op de dag van de demonstratie.
Een vlammend olympisch optreden moest hier verandering in brengen. Het hele land moest kennismaken met het Friese spel en haar ‘prettige kwaliteiten’, aldus het Nieuwsblad van het Noorden.
Verhitte strijd
Waar de olympische deelname dus een perfecte kans was om het kaatsen onder de aandacht te brengen, was de uitnodiging niet zomaar binnen.
Officieel was er namelijk maar ruimte voor twee demonstratiesporten, en die waren beide al toegezegd.
Lacrosse had volgens het Nederlands Olympisch Comité (NOC) olympische potentie en kreeg daarom een plek op de agenda. Daarnaast was het korfballen als nationale sport aangewezen.
“Dat laatste heeft achter de schermen een hele strijd opgeleverd”, vertelt kaatshistoricus Pieter Breuker. “Bij het korfballen zaten sportbestuurders met veel macht, terwijl het kaatsen landelijk gezien weinig had in te brengen.”
“Het korfballen kreeg toen de toezegging dat het de nationale demonstratiesport mocht worden. Alleen was dat, naar het schijnt, in 1926 ook al beloofd aan het kaatsen.”

Het comité had zich dus in een ingewikkelde situatie gemanoeuvreerd en kwam uiteindelijk met een diplomatieke en historisch unieke oplossing: er kwamen twee nationale demonstratiesporten op de Spelen van Amsterdam. Eén officiële: het korfballen, en één officieuze: het kaatsen.
Enthousiast onthaal
Niet alleen in Fryslân leidde dit tot gejuich. Ook in de rest van het land werd uitgekeken naar de strijd op het kaatsveld, zo blijkt uit menig krantenartikel.
Zo vond de Maasbode het terecht dat de ‘fraaie zomersport’ meer aandacht zou moeten krijgen. De auteur van het stuk kaartte echter wel aan dat het spel wat moeilijk te begrijpen was. De ingewikkelde regels deden hem afvragen of het Nederlandse publiek het wel zou snappen.
‘Iemand, die voor het eerst een voetbalwedstrijd gaat bijwonen, zal vrij spoedig bemerken, dat het maken van doelpunten hoofddoel is. Maar de tactiek van het kaatsen is voor den buitenstaander vrij wat lastiger te volgen, en zoo zal ook de interesse eerder verflauwen.”
Spelregels uitgedeeld
Aan de organisatie was het dus de taak om dat probleem op te lossen. Door het uitdelen van de spelregels hoopten ze de onwetende toeschouwers bij de wedstrijd te betrekken.
Verder hadden de kaatsers het eigenlijk prima voor elkaar. Helemaal wat de locatie en het tijdstip betrof.
De partij vond namelijk plaats op het cricketveld pal naast het Olympisch Stadion, waar later op de middag de voetbalfinale tussen Argentinië en Uruguay plaats zou vinden. Bezoekers van die wedstrijd werden verblijd met gratis kaartjes voor het kaatsen, andere liefhebbers moesten vijftig cent neerleggen.
Eigenlijk verliep alles dus op rolletjes. Zo’n duizend mensen dropen op die tiende van juni het stadion binnen, nieuwsgierig naar wat de kaatspartij hen zou brengen.
Dat het een grauwe zomerdag was, hield hen niet tegen. De dreigende wolken, die de zon maar weinig ruimte gaven, mochten de pret niet drukken.
Het veld lag er bovendien prachtig bij. Nu was het enkel nog aan het Friese en Hollandse partuur om het kaatsen op in fraaie wijze te demonstreren.
Bij de Friezen was deze rol weggelegd voor Reinder Terpstra, Hendrik Jepma en Ids Jousma. Voor de Hollanders kwamen Gerrit van der Meulen, Sjoerd Harkema en Rintje Wijngaarden in actie.
Stuivertje wisselen en vluchtend publiek
De wedstrijd begon goed voor de Friezen. ‘Jousma laat eenigen keeren mooi zien over welke uitslag-capaciteiten hij beschikt’, oordeelde een verslaggever van het Algemeen Handelsblad. Over Terpstra’s optreden was hij kritischer. ‘Veel te veel ballen kwamen buiten!’
Daarna was het stuivertje wisselen. De Hollanders kwamen sterk terug en haalden de tweede en derde omlopen binnen. Op de achtergrond speelde het weer wel parten. Zo raakte de bal door de harde wind regelmatig uit de richting.
Plots kwam er ook een regenbui opzetten. Die gaf de genadeklap, zowel aan de wedstrijd, als aan de olympische ambities van de Kaatsbond.
Want ook al werd het spel gewoon uitgespeeld – de Hollanders wonnen met 6-4 – er waren geen toeschouwers meer om te enthousiasmeren voor de kaatssport. Die waren allemaal al van het veld gedruppeld, op zoek naar een drogere plek.
Onverbiddelijke pers
De pers was er echter van overtuigd dat de kaatsers – en dan met name de Friese – deze ambities zelf al de das om hadden gedaan. De journalisten wilden een echte strijd zien, terwijl de kaatsers de sport juist letterlijk wilden demonstreren.
Het Algemeen Handelsblad had er geen positief woord voor over. ‘Als ze zulk slap spel vertoonen, kan er van propaganda geen sprake zijn. ‘t Spel kwam absoluut niet tot z’n recht; ‘t feu sacré ontbrak weer!’
‘Zooiets gebeurt niet op een mooie partij in Friesland!’, ging ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant los.
‘Het nut van een dergelijke demonstratie lijkt ons zeer twijfelachtig. We gelooven niet, dat er werkelijk propaganda uitgaat van een dergelijk slap optreden. Jousma vroeg, toen Van der Meulen werkelijk goed oplsoeg!: “Wat doen we, kaatsen of demonstreeren?” Daartusschen mag ons inziens geen tegenstelling zijn.’
Hollanders minder
Volgens Breuker zijn de Friese kaatsers inderdaad niet tot het uiterste gegaan. “Als dat zo geweest was, dan had het Friese partuur wel gewonnen.”
“Maar daar ging het hen niet om. De Friezen wilden vooral laten zien hoe het spel in elkaar stak. Zij wilden bewust de tegenstander de kans geven om de bal terug te slaan, zodat het publiek kon zien hoe het kaatsen werkte.”
Voor de Hollanders ging het meer om het spelen. En de eer, zegt Breukers. “Zij waren het mindere team, maar wilden maar al te graag de Friezen verslaan.”