
Foto: Historisch Centrum Franeker / Edwin Bijland
Het is vandaag 80 jaar geleden dat Franeker werd bevrijd van de Duitsers. Ype Dijkstra (97) maakte de oorlog bewust mee en vertelt de verhalen die bekend móeten blijven.
Dijkstra was 12 jaar toen de oorlog uitbrak. “Het eerste waar ik mee geconfronteerd werd was een huilende buurvrouw, die haar man in dienst was en bij de Grebbenberg vocht”, vertelt Dijkstra.
“Ik kwam beneden en daar was die buurvrouw, die was in alle staten troost aan het zoeken bij mijn moeder. Toen hoorde ik dat het oorlog was.”
“Op die leeftijd realiseer je je nog niet wat dat precies inhoudt”, vertelt de Franeker. “De dag erna stond de hele Harlingerstraatweg, voor zover ik kon zien, vol met Duitse legervoertuigen. Met soldaten op motoren, dat liep een heel eind door.”
“Dan ben je kind, dus wij met een aantal andere jongens daar naartoe. En die Duitse soldaten waren vreselijk aardig.”
“We kregen chocola, ze sloegen ons op de schouder, ze lachten met ons”, vertelt Dijkstra. “Dat zijn de eerste herinneringen.”
In die tijd kon hij ook gewoon nog kind zijn. “We hadden een leuke kinderrijke straat. Ik had een aantal jongens waar ik regelmatig mee speelde. We speelden dan verstoppertje, indiaantje, we waren aan het hinkelen.”
“Tot mijn 15e jaar is ons eigenlijk nooit een strobreed in de weg gelegd. Wij konden doen wat we wilden”, vertelt Dijkstra.
Daarna veranderde dat snel. “Er was niks, je kon niks, mijn latere vrouw heeft in die tijd dansles gehad. Wij hadden dat helemaal niet, dat mocht niet meer.”

“Na 1942 werd alles verboden”, vertelt de Franeker. Doordeweeks kon hij sowieso al weinig doen. “Want na 8 uur mocht je er niet meer uit.”
“Maar dan op zaterdag en zondag gingen we wandelen, zo nu en dan probeerden we een meisje te versieren, maar dat was ook niet alles.”
In 1944 werd Dijkstra opgeroepen om te werken. Dat zorgde voor een lastig dilemma. “Als er niet genoeg mensen kwamen, werden er represaillemaatregelen genomen.” Dus meldde hij zich.

Hij ging aan het werk in Smilde maar vluchtte na enige tijd terug naar Franeker. Tot het einde van de oorlog zat hij daar ondergedoken. Ondertussen was zijn broer opgepakt en opgesloten in concentratiekamp Neuengamme.
“We mochten wel brieven schrijven, alleen die brieven moesten geschreven worden in het Duits. En ik was de enige die Duits kon, dus ik moest die brieven schrijven namens mijn ouders”, vertel Dijkstra. “Ik beleef dat nog iedere dag.”
In 1945 werd zijn broer vermoord in Neuengamme. “Mijn moeder heeft dat uiteindelijk het leven gekost, die heeft dat niet kunnen verwerken. Ze waren psychisch kapot. In die sfeer, in die angst, ben ik die oorlog doorgekomen.”