Het archeologiebeleid van de vier gemeenten van Noordwest-Friesland schiet tekort. Vooral als het gaat om toezicht en handhaving. Dat blijkt uit recent verschenen gegevens van de landelijke Erfgoedmonitor.
“Nou, sien. Dut is ‘t materiaal út Marsum weg.” Met een plastic krat vol oude potscherven komt amateurarcheoloog Akkie Visser haar woonkamer binnen lopen. Voorzichtig zet ze het krat op de eettafel.
Archeologie is de grote passie voor Akkie Visser. Van oorsprong afkomstig uit Sint Anne, is ze de afgelopen 13 jaar betrokken geweest bij meerdere archeologische opgravingen en onderzoeken. Zowel in Friesland als Groningen. Ze heeft daardoor goed zicht op het archeologiebeleid in Fryslân.
Visser maakt zich ernstige zorgen over hoe er in onze provincie met archeologie omgegaan wordt. “Met ‘t belaid wat d’r teugenwoordig is, sien ik ‘t swaar in foor de toekomst. D’r is al ‘t één en ânder ferdwenen en ik dink dat ’t d’r niet beter op wort at d’r niet ingrepen wort. Dat het fooral ok te maken met geld fansels.”
Naar Vissers idee gaat het mis door onkunde en onderbezetting bij gemeenten en Provinsje Fryslân. De Provinsje Fryslân is vanuit het Interbestuurlijk Toezicht (IBT) namelijk wettelijk verantwoordelijk voor het toezicht op de wettelijke taken van gemeenten, zoals archeologiebeleid.
Visser: “Mînsen fersúppe in ‘t werk. Derdeur is ‘t niet altyd mooglik om adekwaat in te speulen op wat d’r an de hând is in soa’n gemeente. Dat is heel spitig.”
Visser vergelijkt de situatie van het archeologiebeleid in onze regio met hoe het beleid in midden Nederland ervoor staat. Zoals bij Nijmegen of in de Betuwe. “D’r is meer geld beskikber skynber. Terwyl at ‘t hier in Frysland argeoloochys soa ferskriklik waardefol is. En dat doet echt niet ônder foor gebieden as de Betuwe en Nijmegen.”
Akkie Vissers zorgen richten zich onder andere op hoe er omgegaan wordt met het terpengebied van Noordwest-Friesland. Ze vertelt dat terpen vol zitten met goed bewaarde bodemschatten, die bovendien veel vertellen over de Friese geschiedenis.
Erg bekend is bijvoorbeeld de gouden mantelspeld die bij Wijnaldum gevonden werd. Maar ook bij Dronryp en Wiuwert zijn waardevolle vondsten gedaan die veel vertellen over hoe mensen hier vroeger leefden.
Het minimale archeologiebeleid in onze regio zorgt er echter voor dat het terpengebied nu te weinig beschermd is, zo vertelt Visser: “De terpentied is hier in Frysland ‘n so’n anwezige perioade. En in konservasiewaarde van echt somtiden honderd persent. Want wat der ien dy terpen leit, dat blieft bewaard deur de aparte samenstelling van de grond.”
“En dat kom je eilik op in heul bitsje plakken teugen in Nederland. En dêrom is it oek su belangryk dat die terpen beskermd worre. En dat dêr, as der iets bouwd wordt en at der wat an de hand is waardeur de skep in de grond gaat, dat der echt adekwaat op inspeuld wordt. En dat daar onderzoek gebeurd wat oek toespitst is op die terpen.’
Geen toezicht bij graafwerkzaamheden
Uit de gegevens van de Erfgoedmonitor blijkt dat er dus nogal wat aan het archeologiebeleid van de gemeenten in onze regio schort. Die Erfgoedmonitor is een tweejaarlijks landelijk rapport van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In de Erfgoedmonitor van het RCE zijn feiten en cijfers te lezen over de ontwikkeling en staat van het erfgoed in Nederland.
De op een na meest recente cijfers, uit de monitor over de jaren 2020 en 2021, gaven al geen rooskleurig beeld van de stand van zaken. Bij de vier gemeenten van Noordwest-Friesland (Waadhoeke, Terschelling, Vlieland en Harlingen) hadden alleen Harlingen en Vlieland archeologisch beleid vastgesteld, geldig tot 2025.
Terschelling en Waadhoeke kwamen uit de Erfgoedmonitor van 2021 niet goed naar voren. Beiden hebben al sinds 2018 geen archeologiebeleid vastgesteld.
Om te kijken hoe de vlag er momenteel bij hangt, heeft Omroep Zilt de meest actuele cijfers van de Erfgoedmonitor bij de vier betreffende gemeenten opgevraagd.
Uit een vergelijking van deze cijfers over 2023 en 2024 met die van de jaren ervoor, blijkt dat de situatie niet veel beter is geworden. Zo heeft gemeente Waadhoeke nog steeds geen archeologiebeleid vastgesteld. Gemeente Vlieland en gemeente Harlingen hebben wel archeologiebeleid vastgesteld, maar dat blijkt verouderd (resp. van voor 2015 en van voor 2020) beleid te zijn.
De gemeente Terschelling geeft aan wel actueel beleid te hebben, maar het is niet duidelijk of archeologie is meegenomen in de bestemmingsplannen van deze gemeente. Daarmee handelt de gemeente Terschelling mogelijk in strijd met de Monumentenwet, zo geeft de erfgoedmonitor aan. Bij zowel de gemeente Harlingen als Terschelling is het bovendien onduidelijk of zij wel voldoende personeel in huis hebben voor archeologie.
Opmerkelijk is verder dat alle vier gemeenten in onze regio melden dat ze geen toezicht houden bij graafwerkzaamheden of op naleving van het metaaldetectorverbod. Zonder dit toezicht is er geen enkel zicht op eventuele overtredingen. Daarmee blijkt archeologie in Noordwest-Friesland onvoldoende beschermd.
De uitkomsten van de Erfgoedmonitor over onze regio verrassen amateurarcheoloog Akkie Visser in ieder geval niet. Ze herkent dat deze gemeenten toezicht en handhaving bij archeologie nu niet op orde hebben: “Toesicht fanút de Provinsje, fanút de gemeente is minimaal. Ik hew daar wel in swaar hoofd in. Want as die prevensie der niet is, dan wordt der eilik in bitsie de frije hand geven.”
‘Hee, hjir moat wol wat gebeure’
Het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân in Leeuwarden heeft goed zicht op het archeologiebeleid in onze provincie. Zij geeft actuele informatie aan bijvoorbeeld gemeenten over archeologie, maar ook over monumentenzorg en al het andere Friese erfgoed. Zo kan een Friese gemeente die zelf geen of onvoldoende archeologische expertise in huis heeft, hiervoor terecht bij deze organisatie.
Het steunpunt heeft bovendien een archeoloog in dienst die bijvoorbeeld tijdelijk ingehuurd kan worden door een gemeente bij een archeologische opgraving of bij het opstellen van een omgevingsvergunning. Alle vier gemeenten van Noordwest-Friesland maken hier regelmatig gebruik van, zo blijkt ook uit de Erfgoedmonitor.
Dick Bloemhof is directeur van het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân. Hij beaamt dat toezicht en handhaving bij veel Friese gemeenten een stuk beter kan. Bloemhof geeft aan dat de oplossing niet alleen zit in geld, maar ook in ambitie vanuit de gemeenten om het op te gaan pakken: “Sa as wat men der oan besteegje wol en oan besteegje kin, kwa tiid en mankrêft, ensafuorthinne.”
Hij vertelt daarnaast over een belangrijke ontwikkeling sinds maart dit jaar. Over een landelijke inventarisatie vanuit het Rijk, gemeenten en provincies naar knelpunten en oplossingen bij erfgoedbeleid in Nederland. Alles onder de naam Programma Erfgoed & Overheid.
Dat dit onderzoek gedaan wordt, maakt volgens hem duidelijk dat er sprake is van urgentie om het erfgoedbeleid te verbeteren: “Ik haw wol de ferwachting dat it no sadanich ek op de radar stiet fan bestjoerlik Nederlân, sawol gemeenten, provinsjes as Ryk, dat men wol tinkt fan: ‘Hee, hjir moat wol wat gebeure want oars dan komt it net goed.’ En dy urginsje is neffens my no wol dúdlik bleken.”
“Allinnich, no moat dy urginsje noch efkes omset wurde yn ambysje. Dêr besykje wy as Steunpunt ek fan alles oan te dwaan. Mei in steun yn de rêch fan Ryk en provinsjes wurket dat wol better tink ik.”
Uitkomsten Erfgoedmonitor niet altijd even eerlijk
Opmerkelijk genoeg uit hij echter twijfel over de uitkomsten van de Erfgoedmonitor van veel Friese gemeenten. Volgens hem is de situatie nog erger dan er in het rapport wordt geschetst: “Wy hawwe oantekend (bij de onderzoekers van Programma Erfgoed & Overheid, red.) dat net altyd konsinsjeus ynfolle wurdt.”
Bloemhof betwijfelt namelijk of gemeenten helemaal eerlijk zijn in de informatie die zij verstrekken aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor het samenstellen van de Erfgoedmonitor: “Dan is er wer in nijenien by de gemeente en dy wit net hoe’t it by it oare diel fan de gemeente is om it yn te foljen en oft der wol in nota leit of sokssawat. Dus dy gegevens binne der wol, mar wy hawwe der wolris wat fraachtekens by oft dat wol troch elke gemeente konsinsjeus op deselde wize en goed ynfolle wurdt.”
Het is dus de vraag of gegevens uit de Erfgoedmonitor in overeenstemming zijn met de werkelijke stand van zaken van het desbetreffende gemeentelijke archeologiebeleid. Gemeenten hebben namelijk de vrijheid om informatie aan te leveren, zonder dat gecontroleerd wordt of al die informatie ook allemaal wel klopt.
Bloemhof: “As der frege wurdt ‘heeft u een erfgoedverordening?’, dat is net sa dreech om yn te foljen. Dy hawwe je, of dy hawwe je net. Mar bygelyks de fraach ‘hoe gaat u met archeologische waarden in uw bestemmingsplan om?’, as dat telâne komt by ien fan fergunningferliening, dan soe it miskien noch ynfolje wurde kinne. Mar as it by in oar op it buordsje komt dy der niks fan wit… Ik wit net hoe’t dy it dan ynfollet. En dêr haw ik op wezen.”
Bloemhof wijst op een ander monitorsysteem dat Utrecht gebruikt. Volgens hem gaat dat systeem veel dieper op de materie in, met het uitpluizen van gemeentelijke stukken en het voeren van gesprekken. Bloemhof: “Dat is natuerlik in tijdrovende business en dat kost natuerlik ek wol wat. En ek hielendal automatisearre. En dy gean sa elke gemeente by del en elke gemeente krijt syn eigen rapport.”
Een verzameld geanonimiseerd rapport gaat dan vervolgens bij dit monitorsysteem naar de provincie en het Rijk. Bloemhof vindt dit een veel betere manier van werken: ‘Dat is in hiel moai goed systeem wat dus ek de ûnfolkommens fan de lanlike Erfgoedmonitor eh, eh… (Bloemhof aarzelt even) eh ja, net hat. En dêr haw ik wol op wezen.”
“Dat soe in moai systeem wêze, want dan hawwe je echt in ‘vinger-aan-de-pols’ by al dy gemeenten. Allinnich der is hooplik dan letter wol jild foar om dat oeral sa te dwaan. Want der giet ek in hiel stimulearjende wurking fan út. As in buorgemeente it wol hartstikke goed docht en jo net, dan moast oan de bak. Der is nut en needsaak om dat hiel goed yn te foljen, want oars krije je in hiel ferkeard byld.”
Nederlands archeologiebeleid door de jaren heen
Hoe is het beleid rondom archeologie in Nederland eigenlijk geregeld? Het besef in ons land dat er wat moest gebeuren om archeologie te beschermen ontstond eind vorige eeuw.
De oorzaak: het archeologische bodemarchief verdween in rap tempo. Algemeen werd aangenomen dat het hoog tijd was voor een betere bescherming. Landelijk kwam daarom in 1988 eerst de Monumentenwet. Daarin werd benoemd aan wie het was toegestaan archeologische opgravingen uit te voeren en aan wie het eigendom van archeologische vondsten toekwam.
Enige jaren later volgde het Europees Verdrag van Malta (vooral bekend als ‘Wet van Malta’), dat door Nederland in januari 1992 werd bekrachtigd. Dat verdrag zorgde ervoor dat de archeologische resten zo veel mogelijk in de bodem bewaard moeten worden (ook wel ‘in situ’ genoemd).
Mocht dit niet mogelijk zijn, dan zou voortaan archeologisch onderzoek nodig zijn. Uitgangspunt hierbij werd dat de verstoorder het onderzoek betaalt. Dus als je bijvoorbeeld als boer een nieuwe stal wil laten bouwen op je erf en er kans is dat er archeologie in die grond zit (zoals daarover bepaald in het gemeentelijke bestemmingsplan door middel van een zogenaamde ‘dubbelbestemming archeologie’), je dan als boer/eigenaar zelf opdraait voor de kosten van archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw van deze stal.
In 2007 kwam daarnaast vervolgens de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. De verantwoordelijkheid voor archeologie is door deze wet voor het grootste deel bij gemeenten komen te liggen. Gemeenten bepalen daardoor tegenwoordig hoe er met archeologie in hun eigen gemeente omgegaan moet worden.
In 2016 zorgde de invoering van de Erfgoedwet daarna nog voor de bundeling van bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland.
De meest recente wijziging in archeologiebeleid is de Omgevingswet. Deze nieuwe wet is na veel vertraging per 1 januari 2024 ingevoerd. De Omgevingswet regelt alles voor de ruimte waarin we wonen en werken: de leefomgeving.
De wet voegt onder andere 26 verschillende oude wetten voor ruimte, wonen, infrastructuur, water, milieu en de natuur samen. Waaronder ook archeologiebeleid. Door de komst van die nieuwe Omgevingswet moeten gemeenten die hun archeologiebeleid niet op orde hebben, zorgen dat dit nu wel gebeurt. Daar krijgen ze tot uiterlijk 2031 de tijd voor, in een zogenaamde overgangsfase.
Zeer kostenverhogend en lastig in de uitvoering
De ‘Wet van Malta’-verplichting – die verstoorders verplicht de kosten van archeologisch onderzoek te betalen -, blijkt nogal eens voor fronsende wenkbrauwen te zorgen. Dit door de kosten die met dit onderzoek gepaard gaan, zo blijkt uit een rondgang langs het archeologisch werkveld.
Recentelijk speelde dit bijvoorbeeld nog in Franeker. Zo wilde Delta Netwerk in oktober geen glasvezel aanleggen in de binnenstad van de stad. De reden: omdat ze verplicht waren om archeologen mee te laten kijken bij graafwerkzaamheden in het historische centrum van de stad.
Volgens Delta Netwerk werkte dit zeer kostenverhogend en gaf dit problemen in de uitvoering van de werkzaamheden, zo blijkt uit documenten van de gemeente Waadhoeke.
Archeologie (en archeologisch onderzoek) wordt dus vaak als ‘zand in de motor’ ervaren. Een vertragende factor die de voortgang van projecten kan belemmeren en veel geld kost. Dat neemt niet weg dat er wetten zijn gemaakt die archeologie moeten beschermen.
Wanneer deze wetten niet in (helder) beleid worden omgezet door gemeenten en toezicht en handhaving worden toegepast, dan is het de vraag of dit zal leiden tot goede bescherming van archeologie. Met als gevolg dat cultureel erfgoed en bodemvondsten hierdoor definitief verloren kunnen gaan.
Cultureel erfgoed vernield
Dat er door gebrek aan preventie en handhaving ook echt erfgoed verloren gaat, maakte amateurarcheoloog Akkie Visser meerdere keren mee. Visser: “Der wer’t ‘t fout gaat, gaat ‘t goed fout. En dat fyn ik soa slim. Want wat één keer weg is, is weg. En komt nooit weer werom.”
De inhoud van het krat dat Visser op haar eettafel heeft staan, de oude potscherven, blijken de stille getuigen te zijn van een praktijkvoorbeeld. Een voorval uit 2020 in de gemeente Waadhoeke waar een boer, zo geeft Visser aan, een sloot had gegraven dwars door een terp bij de Franjumbuorren.
Daarbij ging, volgens Visser, archeologie verloren omdat er geen toezicht was geweest vanuit de gemeente. Dit betrof een plek waarvan provinciaal bekend was dat er een grote kans op archeologische vondsten in de grond zouden zitten.
Visser: “Wij binne der hine gaan om te kiken fan wat hier fernield is, kwa argeoloochy. Wij kwammen der en skrokken echt fan wat wij sâgen. Want echt midden over de terp waar ‘n sloat groeven. Der waar echt ‘n heel prot materiaal in de bulten te finen. En dat ging fan de izertiid tot an de Romeinse tiid. Ik fon sels nag ‘n mantelspeld, ‘n fibula. ‘T waar goed konserveerd. Dus heel spitig dat dat plak fonnen het. Want der is in gebied fernield wat aigenlik heel belangryk waar foor de geskidenis fan Frysland.”
Naast het aardewerk vond ze op deze plek ook restanten van palen en vlechtwerk, waarschijnlijk van een boerderij die daar stond. Zo’n tweeduizend jaar oude menselijke bewoningssporen dus. Voor Fryslân zeer waardevolle vondsten en uniek, zo stelt Visser.
Dit omdat er voorheen niet eerder zulke vroege bewoningssporen aan de borders van de voormalige Middelsee gevonden waren. Visser: “Dut is heel besonder. Dut word maar selden in Frysland fonnen. Deuze froege perioade komt niet feul foor.”
De amateurarcheoloog heeft desondanks zo goed mogelijk geprobeerd nog alles in kaart te brengen en te documenteren. Ze schreef er ook een rapport over.
De potscherven heeft ze mee naar huis genomen om ze schoon te maken en daarna te overhandigen aan het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis. Zodat de vondsten en gegevens over de vindplek ook bewaard blijven voor toekomstige generaties.
Bodemschatten onvoldoende beschermd
Toch staat Akkie Vissers verhaal over wat ze meemaakte in Franjumbuorren niet alleen in onze regio. Amateurarcheologen stuiten vaker in Noordwest-Friesland op situaties waar, in hun ogen, gemeenten de bodemschatten niet, of niet goed genoeg, beschermen. Zoals bijvoorbeeld recent op Terschelling gebeurde.
Begin 2023 trok een groepje amateurarcheologen van het eiland daar aan de bel. Op het Stryper Kerkhof nabij Midsland werd destijds namelijk een kelder voor een nieuwbouwhuis gegraven. Omdat dit vlak naast het oudste stukje menselijke bewoning (die teruggaat tot 700 na Chr.) op het eiland was, waren de amateurarcheologen van mening dat er voorafgaand aan de bouw eerst archeologisch onderzoek had plaats moeten vinden op dit adres.
De gemeente Terschelling denkt daar anders over. Volgens de gemeente hoefden de eigenaren van het nieuwbouwhuis geen onderzoek te doen. Een gemiste kans en bovendien verkwanseling van het Terschellinger cultureel erfgoed, vinden de amateurarcheologen van het eiland.
Een ander recent voorbeeld in onze regio waar gemeentelijk archeologiebeleid in opspraak kwam, is in Harlingen. Plannen voor onder andere een aanbouw van een garage aan het monumentale pand aan het Franekereind 42 in het oude stadscentrum zorgden daar in 2023 voor flinke weerstand bij Vereniging Oud Harlingen. In die mate zelfs dat de Vereniging Oud Harlingen een rechtszaak aanspande tegen de gemeente Harlingen.
Het pand was in de laatste jaren het woon- en werkadres van weerman Piet Paulusma, tot zijn overlijden in 2022. Volgens de Vereniging Oud Harlingen zou de gemeente haar eigen welstandsnota tegenspreken door in dit project archeologisch bodemonderzoek niet te verplichten. In de nota staat dat dat juist wel moet bij zulke bouwprojecten in het oude stadscentrum.
Omgevingswet zet druk op gemeenten
Omdat de Omgevingswet sinds begin 2024 alle gemeenten verplicht om hun archeologiebeleid in orde te maken, moeten de gemeenten van Noordwest-Friesland nog flink wat werk verzetten. Zo blijkt wel uit de gegevens van de Erfgoedmonitor.
Volgens amateurarcheoloog Akkie Visser moeten we in Friesland veel beter omgaan met ons erfgoed dan nu het geval is. Nu is cultuur – en archeologie daarbij inbegrepen – vaak het ondergeschoven kindje in onze provincie.
En dat is erg jammer, aldus Akkie Visser: ‘D’r wort hoog opgeven fan de Frise kultuur. De taal, de minderhydstalen, wie binne wij Friezen? Maar at wij kike na wie’t wij Friezen binne, dan motte wij fooral ok kike na wer’t ôns geskidenis lait.”
“Wat maakt ôns apart? Wer in Nederland komme je nou soafeul terpen teugen as in Frysland? Wie binne wij Friezen? Wij hewwe metenander die terpen boud. Der lêge ôns wuttels. Der is ôns wezen ontstaan. Ons Frise kultuur lait besloaten in die terpen. Behou se. Sorg d’rfoor dat der meer beskerming komt foor ôns kultuur. Foor ôns wezen, wie’t wij binne.”